Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ter zelfder ure kwamen er [16]vingeren van eens mensen hand [17]voort, die schreven tegenover [18]den kandelaar, [19]op de kalk van den wand van het koninklijk paleis, en [20]de koning zag het deel der hand, die daar schreef. 16. Niet een gehele hand, maar vingers, of wat meer van de hand, vs.24; het waren de vingeren Gods, die genoemd worden vingeren van eens mensen hand, omdat zij in de ogen des konings waren als vingers van een mens, die genoegzaam waren om den koning en allen die dezelve zagen verschrikt en verbaasd te maken. 17. Te weten uit den muur, of uit den hemel wonderbaarlijk. 18. Die vermoedelijk gehangen heeft in het midden der zaal of eetkamer, waar deze grote maaltijd gehouden werd, hetwelk te geloven is, dat geduurd zou hebben tot diep in den nacht, had God het niet verstoord. 19. Dat is, op den gewitten, gekalkten, of gepleisterden wand. 20. Dit dient tot bevestiging van dit wonder. Had alleen iemand van de aanwezende personen dit gezien, die het den koning had te kennen gegeven, zo mocht hij aan de zekerheid van dit wonder getwijfeld hebben, denkende dat iemand heimelijk, of met kunst, dit aan den wand geschreven had; maar toen hij zelf de vingers zag gaan, zo had hij geen reden om te twijfelen; maar hij werd in zijn eigen conscientie overtuigd dat het een teken uit den hemel was, God hem verschrikkende, dien hij tevoren gehoond had, vs.2.